Sinterklaas in de middeleeuwen
In de middeleeuwen was Sint-Nicolaas een van de populairste heiligen in Europa. Ver voor het kinderfeest dat we nu kennen, werd hij al eeuwenlang vereerd als een beschermheilige van kinderen, zeelieden, kooplieden, studenten en zelfs steden. Zijn naamdag op 6 december was een belangrijk moment in het kerkelijk én maatschappelijk leven. Het feest kende religieuze ceremonies, liefdadigheid en lokale gebruiken die de basis vormden voor het latere Sinterklaasfeest.

De heilige Nicolaas: van Myra naar Europa
De historische Nicolaas leefde in de 4e eeuw in Myra, een stad in het huidige Turkije. Als bisschop stond hij bekend om zijn vrijgevigheid, zijn rechtvaardigheid en zijn wonderen. In de loop van de tijd groeide zijn faam door mondelinge overlevering en legenden, zoals het verhaal van de drie kinderen in het pekelvat en de geredde zeelieden. In de middeleeuwen verspreidde zijn verering zich snel door heel Europa. Toen in 1087 zijn relieken door Italiaanse kooplieden naar Bari werden overgebracht, ontstond daar een belangrijk pelgrimsoord. De relieken vormden een tastbaar bewijs van zijn heiligheid en trokken vele gelovigen aan.
Leestip: lees meer over de achtergrond en beschermheiligenstatus van Sinterklaas op onze pagina: Sinterklaas als beschermheilige
Sint-Nicolaas in het kerkelijk leven
In de katholieke traditie was 6 december de officiële feestdag van Sint-Nicolaas. Op deze dag werden missen opgedragen, processies gehouden en verhalen over zijn leven en wonderen verteld. In veel kerken waren Nicolaasbeelden, altaren of kapellen aanwezig — een teken van zijn enorme populariteit. Vooral onder kinderen en scholieren werd hij als patroon vereerd. In kloosters en kathedraalscholen kregen leerlingen op of rond zijn feestdag soms extra voedsel, fruit of kleine geschenken. Ook werd het verhaal verteld dat hij kinderen beschermde en leven schonk, wat zijn status als kindervriend versterkte.

De middeleeuwse naamdag: feest, schoenen en geschenken
In de late middeleeuwen ontwikkelde de naamdag van Sint-Nicolaas zich tot een breder maatschappelijk feest. In diverse steden en dorpen ontvingen arme kinderen en wezen op 6 december een kleine gift, aangeboden via de kerk, een gilde of rijke burgers. Het idee van een “geschenk zonder tegenprestatie” raakte steeds meer ingeburgerd: wie goed had geleefd, verdiende een beloning. Een opvallend gebruik uit deze tijd was het zetten van een schoen in de kerk. Kinderen plaatsten hun schoentje bij een altaar of beeld van Sint-Nicolaas, in de hoop dat de heilige hen zou bedenken met een traktatie. De volgende ochtend vonden ze er brood, noten of een munt in — geschonken door weldoeners of leden van een Sint-Nicolaasbroederschap. Dit ritueel had een religieuze betekenis: het benadrukte barmhartigheid en bevestigde Sint-Nicolaas’ rol als beschermheilige van kinderen. Na de Reformatie verdween het gebruik uit de kerken, maar het schoentje zetten bleef voortleven in huiselijke kring. Daarmee veranderde het van een religieus ritueel in een geliefde traditie die uiteindelijk een vaste plaats kreeg in het moderne sinterklaasfeest.

Verering in de Nederlanden
In de middeleeuwse Nederlanden, vooral in steden met een haven of handelsfunctie, was Sint-Nicolaas enorm geliefd. Amsterdam, Kampen, Utrecht, Maastricht en vele andere plaatsen hadden kerken, altaren of broederschappen gewijd aan de heilige. Zijn rol als patroon van de scheepvaart maakte hem bijzonder belangrijk in een tijd waarin reizen per schip riskant was. Op 6 december kon je in sommige steden markten, toneelspelen of symbolische vieringen aantreffen. Sint-Nicolaas werd vaak afgebeeld in bisschoppelijke gewaden met mijter, staf en een boek — uiterlijkheden die ook nu nog terugkomen in het moderne sinterklaasbeeld.
Het verbod op de heiligenverering
In de 16e eeuw kwam de Reformatie op, en daarmee veranderde het religieuze landschap drastisch. In protestantse gebieden werd de verering van heiligen als afgodisch gezien, en de viering van naamdagen werd verboden. Dat gold ook voor Sint-Nicolaas. Toch verdween hij niet helemaal uit het volksleven. In katholieke gebieden bleef zijn naamdag voortbestaan, zij het op kleinere schaal. En in protestantse streken bleven sommige gebruiken — zoals het geven van geschenken aan kinderen — voortleven in de huiselijke sfeer, los van de kerk. Sint-Nicolaas veranderde zo langzaam van een heilige in een volksfiguur.

De overgang naar een kinderfeest
Aan het einde van de middeleeuwen en in de vroege nieuwe tijd verschoof de betekenis van 6 december. De religieuze betekenis werd minder belangrijk, maar de traditie om kinderen te verrassen met lekkernijen bleef bestaan. In de 19e eeuw zou deze traditie, mede dankzij het prentenboek van Jan Schenkman, verder uitgroeien tot het moderne sinterklaasfeest. Toch leeft in veel gebruiken nog de geest van de middeleeuwen voort: het schoentje zetten, het geven van geschenken, niet meer op 6 december, maar op 5 december, en het beeld van de goedheiligman met staf en mijter. Wie goed kijkt, ziet dat het hedendaagse sinterklaasfeest diep geworteld is in de middeleeuwse cultuur.
Verder lezen:
De geschiedenis van Sinterklaas